 |
Dialoogvenster Unidirectionele uitlijning
Met unidirectionele uitlijning voorkomt u verkeerd uitgelijnde verticale lijnen tijdens unidirectioneel afdrukken. Voer eerst een bidirectionele uitlijning uit. Als u niet tevreden bent over het resultaat, kunt u ook de unidirectionele uitlijning uitvoeren. Zie
Dialoogvenster Bidirectionele uitlijning.
Klik in het dialoogvenster Media Adjustment op de knop Unidirect. uitlijning om het dialoogvenster Unidirectionele uitlijning weer te geven.
Over unidirectionele uitlijning
Voor het afdrukken worden vier- of achtkleurencartridges gebruikt; de andere kleuren worden verkregen door inkt te mengen. Door een slechte uitlijning van de inktkleuren kunnen tussen de kleuren op de afdruk leemtes ontstaan. De ruimte tussen de printkop en het afdrukmateriaal wordt de plaatopening genoemd. Omdat de printkop telkens in een andere richting over het papier gaat, of door warmte of vochtigheid, kan de inkt verkeerd uitgelijnd op het papier terecht komen. Bijgevolg ontstaat een slechte verticale uitlijning van de afdruk, of is de afdruk te korrelig. Als de afdrukken onjuist verticaal zijn uitgelijnd, kunt u de printkop uitlijnen met behulp van dit hulpprogramma. Unidirectioneel uitlijnen verhelpt verkeerd uitgelijnde verticale lijnen ontstaan door unidirectioneel afdrukken, met als resultaat een uiterst nauwkeurige uitlijning van de standaardkleur en elke afzonderlijke kleur. Naargelang het printermodel kunnen de standaardkleuren verschillen.
Te korrelige afdruk:
Unidirectioneel uitlijnen verhelpt eerst de verkeerd uitgelijnde verticale lijnen in de standaardkleur, en daarna in elke andere kleur.
 Opmerking:
De in deze handleiding getoonde schermafbeeldingen zijn modelafhankelijk.
Voer eerst een bidirectionele uitlijning uit. Als u niet tevreden bent over het resultaat, kunt u ook de unidirectionele uitlijning uitvoeren.
Sommige kleuren verschijnen niet in het dialoogvenster Unidirectionele uitlijning omdat hun posities worden gebruikt als referentieposities voor de andere kleuren. Naargelang het printermodel kunnen de standaardkleuren verschillen.
Als u een ander dialoogvenster wilt openen, kiest u het betreffende dialoogvenster in de lijst rechtsboven in het venster.
|
 |
Selecteer het afdrukmateriaal uit het keuzemenu Afdrukmateriaal. Selecteer Overig als u speciaal afdrukmateriaal gebruikt dat niet van Epson afkomstig is.
|
 Opmerking:
Als uw printer op vier kleureninkten is ingesteld, werkt de printer in vierkleurenmodus en ziet u op het scherm hierboven slechts vier kleuren.
|
 |
Stel de papierdikte in.
|
Als u speciaal afdrukmateriaal van Epson hebt geselecteerd, worden de waarden automatisch ingevuld.
Als u onder afdrukmateriaal Overig (speciaal niet-Epson afdrukmateriaal) hebt geselecteerd, typt u een waarde van 1 tot 15 in het invoervak voor de papierdikte. Raadpleeg de specificaties of neem contact op met de leverancier van het afdrukmateriaal voor de dikte van het materiaal.
 Opmerking:
De waarde 1 stemt overeen met 0,1 mm. U kunt dus de materiaaldikte instellen van 0,1 tot 1,5 mm.
|
 |
Selecteer de plaatopening. De plaatopening is de hoogte tussen het ingevoerde afdrukmateriaal en de printkop. Door deze waarde aan te passen kunt u de afdrukkwaliteit verbeteren.
|
 Opmerking:
Als u speciaal afdrukmateriaal van Epson hebt geselecteerd, wordt voor de plaatopening Automatisch opgegeven. Normaal gezien selecteert u altijd best Automatisch. Als er problemen zijn met de afdrukkwaliteit, geeft u een waarde op uit de vervolgkeuzelijst.
Als u onder afdrukmateriaal Overig hebt geselecteerd, blijft Plaatopening onbeschikbaar totdat de papierdikte is ingesteld.
|
In de tabel hieronder ziet u voor welke printers de plaatopening kan worden aangepast aan de papierdikte:
Stylus Pro 4450/4880/4880C
Stylus Pro 7450/7880/7880C
Stylus Pro 9450/9880/9880C
|
Opties voor plaatopening
|
Papierdikte (mm)
|
Klein
|
Stand.
|
Groot
|
Groter
|
0,1 tot 0,3
|  |  |  |  |
0,4 tot 0,8
|
N.v.t.
|  |  |  |
0,9 tot 1,5
|
N.v.t.
|
N.v.t.
|
N.v.t.
|  |
 : Standaardinstelling  : Beschikbare optie N.v.t.: Niet beschikbaar
 |
Selecteer een puntgrootte van #1 tot #4 (of #3, naargelang het printermodel) in functie van het gebruikte afdrukmateriaal en de gewenste afdrukkwaliteit. Zie Puntgrootte voor de beschikbare parameters voor afdrukmateriaal en -kwaliteit.
|
 Opmerking:
Als u speciaal afdrukmateriaal gebruikt dat niet afkomstig is van Epson, raden wij aan dat u alle selectievakjes aanvinkt, van #1 tot #4 (of #3, naargelang het printermodel), om alle puntgrootten uit te lijnen.
|
 |
Klik op Afdrukken om een vel met uitlijnpatronen af te drukken.
|
 |
Bekijk het vel met uitlijnpatronen. Zoek voor elke kleur naar de verticale lijn met de beste rechte uitlijning van de stippellijn in de standaardkleur met de stippellijn in elke andere kleur. Naargelang het printermodel kunnen de standaardkleuren verschillen.
|
 Opmerking:
Het uitlijnvel is afhankelijk van het printermodel.
|
 |
Voer in de betreffende vakken het nummer van elk goed uitgelijnd patroon in.
|
 Opmerking:
Als u geen enkel patroon kunt vinden dat perfect is uitgelijnd, voer dan het nummer in van het patroon met de beste uitlijning. Herhaal stappen 5 tot 7 voor alle kleuren.
|
 |
Klik op Opslaan om de gekozen patronen voor alle kleuren te bevestigen.
|
 Opmerking:
Als u een foutmelding krijgt, selecteert u op het bedieningspaneel van de printer de optie STANDAARD voor de plaatopening. Raadpleeg de online-gebruikershandleiding van de printer voor de precieze werking van het bedieningspaneel.
|
|  |