 |
De papierdiktehendel aanpassen
Voor de beste afdrukkwaliteit kunt u de papierdiktehendel instellen op basis van de dikte van het papier dat u gebruikt.
Hoe hoger de instelling voor de papierdiktehendel, hoe groter de ruimte tussen de plaat en de printerkop. Als een afdruk vaag is of als er tekens ontbreken of zijn overgeslagen, hebt u de papierdiktehendel te hoog ingesteld. Als u de papierdiktehendel echter te laag instelt, kan dat leiden tot vlekkerige afdrukken, wordt het papier wellicht niet juist doorgevoerd of kan het lint beschadigen.
Onderstaande tabel bevat richtlijnen voor het selecteren van de juiste stand van de papierdiktehendel en de bijbehorende papiersoorten.
Papiersoort
|
Stand van de papierdiktehendel
|
Normaal papier
|
Losse vellen
|
-1, 0, 1
|
Kettingpapier
|
-1, 0
|
Meervoudige formulieren (zonder doorslag)
|
Twee formulieren (origineel + één kopie)
|
0, 1
|
Drie formulieren (origineel + twee kopieën)
|
1, 2
|
Vier formulieren (origineel + drie kopieën)
|
2, 3
|
Vijf formulieren (origineel + vier kopieën)
|
3, 4, 5
|
Zes formulieren (origineel + vijf kopieën)
|
6
|
Zeven formulieren (origineel + zes kopieën)
|
7
|
Etiketten
|
2
|
Kaarten
|
2
|
Enveloppen (dikte)
|
Van 0,26 t/m 0,32 mm
|
3
|
Van 0,32 t/m 0,36 mm
|
4
|
Van 0,40 t/m 0,44 mm
|
6
|
- Als de stand van de papierdiktehendel 2 of hoger is, wordt de afdruksnelheid gelijk aan de kopieermodus.
|  |