|
||||||||||||
![]() |
De printer drukt niet afHet display en de lampjes zijn uitDruk op
![]() Schakel de printer uit en controleer of het netsnoer goed in het stopcontact zit.
Controleer of het stopcontact goed werkt en niet met een muurschakelaar of tijdklok wordt geregeld.
Het display en de lampjes gaan aan en vervolgens weer uitHet voltage van de printer komt mogelijk niet overeen met dat van het stopcontact. Schakel de printer uit en verwijder onmiddellijk de stekker uit het stopcontact. Controleer het etiket achter op de printer.
![]()
Het display en de lampjes zijn aanSchakel de printer en de computer uit. Controleer of de interfacekabel van de printer goed is aangesloten.
Als u de USB-interface gebruikt, neem dan een kabel die voldoet aan de specificaties voor USB 1.1 of 2.0.
Als u de printer op de computer aansluit via een USB-hub, gebruikt u de hub die zich het dichtst bij de computer bevindt. Als de printer nog steeds niet door de computer wordt herkend, sluit u de printer rechtstreeks aan op de computer, zonder de USB-hub.
Als u de printer op de computer aansluit via een USB-hub, zorg er dan voor dat de USB-hub door de computer wordt herkend.
Schakel de printer en de computer uit en koppel de interfacekabel van de printer los. Druk vervolgens een controlepagina af.
![]() Als de controlepagina normaal wordt afgedrukt, controleert u of de printerdriver en de gebruikte toepassing juist zijn geïnstalleerd. Als u een grote afbeelding probeert af te drukken, beschikt uw computer wellicht over onvoldoende geheugen. Verlaag de resolutie van de afbeelding of druk de afbeelding af op een kleiner formaat. Misschien moet u extra geheugen installeren in de computer.
Gebruikers van Windows kunnen onderbroken afdruktaken verwijderen uit de Windows Spooler.
![]() Verwijder de printerdriver en installeer de driver vervolgens opnieuw.
![]() Er wordt een inktfout aangegeven na het vervangen van de cartridge
![]()
![]()
| ![]() |
||||||||||