Netwerk

Informatie

Het menu Informatie geeft verschillende parameters van het apparaat weer, zoals hieronder wordt beschreven.

Standaard

Parameter
Uitleg
MAC-adres
Het MAC-adres van het apparaat wordt weergegeven. U kunt het MAC-adres controleren op de statuspagina.
Hardwareversie
De hardwareversie van het apparaat wordt weergegeven.
Modelnaam
De productnaam van het apparaat.
Knop Verzenden
Hiermee geeft u de instellingen door aan het apparaat.
Knop Annuleren
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.

Beheergegevens

U kunt de apparaatnaam en de locatie van de printer in één keer opgeven voor alle protocollen die de printer ondersteunt.
Opmerking:
  • Dit scherm wordt alleen weergegeven wanneer de printer ten minste één protocol ondersteunt waarvoor de apparaatnaam of locatie in één keer kan worden opgegeven.
  • De protocollen waarvoor de apparaatnaam in één keer kan worden ingesteld, verschillen per model printer.
Parameter
Uitleg
Apparaatnaam
Voer de apparaatnaam in.
Deze instelling wordt gebruikt voor alle apparaatnamen voor alle protocollen die onder dit vak staan.
Als u Hostnaam automatisch opvragen in het scherm DNS in het menu TCP/IP selecteert, wordt de naam van het apparaat automatisch ingesteld en wordt dit onderdeel grijs weergegeven.
Locatie
Voer de naam van de fysieke locatie van de printer in.
Deze instelling wordt gebruikt voor alle locaties voor alle protocollen die onder dit vak staan.
Knop Verzenden
Hiermee geeft u de instellingen door aan het apparaat.
Knop Annuleren
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.

Vast netwerk

Stel informatie in voor het vast netwerkapparaat.
Item
Uitleg
Modus voor Verbindingssnelheid en duplex
Hiermee selecteert u de gewenste snelheid en duplexinstelling voor het vaste LAN. Meestal kunt u Automatisch selecteren. Als u een andere instelling dan Automatisch selecteert, moet u ervoor zorgen dat de instelling geschikt is voor het type hub dat u gebruikt.
Poorttype
Hiermee selecteert u het juiste poorttype. Selecteer Automatisch in de lijst als u niet weet welke poort u moet kiezen.
Knop Verzenden
Hiermee geeft u de instellingen door aan het apparaat.
Knop Annuleren
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.

Wi-Fi

Stel informatie in voor het draadloos netwerkapparaat.
Item
Uitleg
Draadloos LAN inschakelen
Schakel dit selectievakje in om de draadloze netwerkfunctie van het apparaat te activeren. Ook zonder dat dit selectievakje is ingeschakeld, kunt u de basisinstellingen en de beveiliging van het draadloze netwerk opgeven voor het apparaat.
Communicatiemodus
Selecteer in de vervolgkeuzelijst een modus voor een draadloos LAN-netwerk. Beschikbare opties zijn: Infrastructuur, Ad hoc, Eenvoudig toegangspunt of Wi-Fi Direct. U kunt alleen Infrastructuur selecteren, afhankelijk van het model.
Wanneer de Communicatiemodus wordt gewijzigd, krijgt u een waarschuwing en worden de volgende items teruggezet op hun standaardinstelling.
  • SSID (De standaardwaarde is null.)
  • Beveiligingsniveau (Geen is standaard.)
Draadloze modus
Selecteer de gewenste draadloze modus uit de lijst.
SSID
Selecteer of voer de SSID in (of ESSID) van het toegangspunt of draadloze LAN (tot 32 tekens).
Knop Vernieuwen
Vernieuwt de lijst met SSID's.
Kanaal
Selecteer voor de modus Ad hoc het kanaal dat voor het apparaat wordt gebruikt. Bij de Infrastructuur modus is dit item gedimd.
Zendsnelheid
Communicatiesnelheid
Zendsnelheid
Ontvangstsnelheid
Beveiligingstype
Hiermee selecteert u het beveiligingstype: Standaard of Hoge beveiliging.
Beveiligingsniveau
Wanneer u het gewenste beveiligingsniveau selecteert, worden respectievelijk de instellingen voor WEP, WPA-PSK of WPA-Enterprise weergegeven.
Opmerking:
In de modus Ad hoc kunt u niet WPA-PSK (TKIP), WPA-PSK (AES), WPA-Enterprise (TKIP) of WPA-Enterprise (AES) als beveiligingsniveau kiezen.
Knop Gedetailleerd...
Klik op deze knop om het dialoogvenster Gedetailleerde beveiligingsinstellingen te openen en selecteer vervolgens de verificatiemethode voor het toegangspunt: Open systeem, Gedeelde sleutel of Automatisch. Deze methode wordt alleen gebruikt wanneer WEP 64-bits (40-bits) of WEP 128-bits (104-bits) is geselecteerd bij Beveiligingsniveau.
U kunt alleen Automatisch selecteren, afhankelijk van het model.
WEP-instellingen (worden weergegeven voor het beveiligingsniveau WEP 64-bits (40-bits) of WEP 128-bits (104-bits))
Hexadecimaal invoeren
Schakel dit selectievakje in als u de WEP-sleutel hexadecimaal invoert.
WEP-sleutel
Wanneer u WEP 64-bits (40-bits) selecteert voor de lengte, kunt u tot 4 WEP-sleutels instellen. Als u WEP 128-bits (104-bits) hebt geselecteerd, kunt u slechts één WEP-sleutel instellen.
Voor 64 bit en ASCII voert u vijf tekens in.
Voor 64 bit en hexadecimaal voert u waarden van tien tekens in.
Voor 128 bit en ASCII voert u dertien tekens in.
Voor 128 bit en hexadecimaal voert u waarden van 26 tekens in.
Opmerking:
De WEP-sleutel verdwijnt nadat het apparaat is geconfigureerd. Vergeet de ingestelde WEP-sleutel niet.
WEP-sleutel (1 t/m 4)
Sleutelindex
Selecteer één WEP-sleutel als actieve sleutel vóór u het gebruik van encryptie inschakelt.
Actieve WEP-sleutel
WPA-instellingen (worden weergegeven voor het beveiligingsniveau WPA-PSK (TKIP), WPA-PSK (AES) of WPA2-PSK)
PSK (Pre-Shared Key)
Voer het wachtwoord in voor verificatie op basis van WPA-PSK (TKIP), WPA-PSK (AES) of WPA2-PSK (8 tot 63 tekens).
PSK (Pre-Shared Key) nog een keer
Voer het wachtwoord opnieuw in.
Knop Verzenden
Hiermee geeft u de instellingen door aan het apparaat.
Knop Annuleren
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.

Wifi (details)

Stel gedetailleerde draadloze LAN-instellingen in voor het apparaat.
Item
Uitleg
Energiebeheerfunctie inschakelen
Hiermee schakelt u de energiebeheerfunctie in of uit voor de draadloze LAN-chip op het apparaat.
RTS/CTS-handshakebesturing instellen
Hiermee schakelt u de RTC/CTS-voortgangsbesturing in of uit.
RTS/CTS-drempel
Voer de RTS/CTS-drempel in (tussen 0 en 2347 bytes).
Opmerking:
Dit item wordt alleen ingeschakeld wanneer RTS/CTS-handshakebesturing instellen is geselecteerd. De waarden die u kunt opgeven, zijn afhankelijk van het apparaatmodel.
Schakel roaming in
Als u het selectievakje 'Maak roamingfunctie actief' inschakelt, wordt roaming geactiveerd.
Dichtheid toegangspunt
Voor een continue verbinding van hetzelfde toegangspunt selecteert u 'Laag'. Met 'Hoog' maakt u het gemakkelijker om u vrij te verplaatsen rond de toegangspunten. Het apparaat schakelt over naar een ander toegangspunt als dat een betere zendverbinding heeft.
Fragmentdrempel instellen
Hiermee schakelt u de fragmentatiedrempel in of uit.
Fragmentdrempel
Voer de fragmentatiedrempel in (tussen 256 en 2346 bytes).
Opmerking:
Dit item wordt alleen ingeschakeld wanneer Fragmentdrempel instellen is geselecteerd. De waarden die u kunt opgeven zijn afhankelijk van het apparaatmodel.
Apparaatnaam
Voer de apparaatnaam in (maximaal 32 tekens) voor WPS.
Opmerking:
Als u de apparaatnaam opgeeft in het scherm Beheergegevens kan deze instelling worden overschreven (afhankelijk van het model printer).
Wi-Fi Multimedia inschakelen
Schakel dit selectievakje in om Wi-Fi Multimedia (WMM) in te schakelen.
2.4 GHz/5 GHz
Selecteer de gewenste bandbreedte in de lijst.
Knop Verzenden
Hiermee geeft u de instellingen door aan het apparaat.
Knop Annuleren
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.

TCP/IP

Om het apparaat te kunnen gebruiken in een TCP/IP-omgeving moet u het apparaat configureren in het TCP/IP-scherm. Onderdelen die niet door het apparaat worden ondersteund, worden niet op het scherm weergegeven.

Standaard

Item
Uitleg
Methode voor opgave IP-adres
Selecteer een methode om een IP-adres op te geven. Wanneer u Automatisch selecteert, worden automatisch een IP-adres, subnetmasker en standaardpoort toegewezen door de DHCP-server.
Opmerking:
Als dynamische DNS niet wordt ondersteund, wordt aanbevolen om Handmatig te selecteren en een IP-adres in te voeren. De reden hiervoor is dat als u Automatisch selecteert, het IP-adres van het apparaat telkens wijzigt wanneer u het apparaat inschakelt. Dit betekent dat u dan elke keer de poortinstelling moet aanpassen.
Instellen met BOOTP
Geeft aan of de BOOTP-instellingen moeten worden geactiveerd of gedeactiveerd.
Instellen met RARP
Geeft aan of de RARP-instellingen moeten worden geactiveerd of gedeactiveerd.
Instellen met Automatic Private IP Addressing (APIPA)
Wijst automatisch een privé-IP-adres toe, zelfs wanneer het netwerk geen DHCP-server heeft. Gedimd als deze functie niet wordt ondersteund.
Instellen met PING
Schakel dit selectievakje in wanneer u een IP-adres instelt met behulp van een ping-opdracht. Schakel dit selectievakje niet in als u deze opdracht niet gebruikt.
IP-adres
Voer een IP-adres voor het apparaat in. Zorg ervoor dat het IP-adres uniek is en dat het geen conflicten veroorzaakt met een ander apparaat in het netwerk.
Subnetmasker
Voer het subnetmasker van het IP-adres in.
Standaardgateway
Voer het poortadres in.
Knop Verzenden
Hiermee geeft u de instellingen door aan het apparaat.
Knop Annuleren
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.

DNS

Item
Uitleg
Adres DNS-server automatisch opvragen
Schakel dit selectievakje in als u het adres van de DNS-server wilt ontvangen via de DHCP-server. Om het DNS-serveradres handmatig in te voeren laat u het vakje leeg.
Adressen DNS-servers (volgorde van gebruik)
Toont de adressen van de DNS-server. Als u het DNS-serveradres wilt invoeren, klikt u op de knop Toevoegen. U kunt het adres van de DNS-server alleen wijzigen wanneer het selectievakje Adres DNS-server automatisch opvragen is uitgeschakeld.
Als u het DNS-serveradres wilt aanpassen of verwijderen, selecteert u het adres en klikt u op de knop Bewerken of Verwijderen.
Status
De instellingsstatus van de host- en domeinnamen.
Hostnaam en domeinnaam automatisch opvragen
Schakel dit selectievakje in als u de hostnaam en domeinnaam van de DHCP-server wilt ontvangen.
Om de hostnaam en domeinnaam handmatig in te voeren moet u dit vakje leeg laten. Het selectievakje is enkel beschikbaar als u Automatisch of DHCP hebt geselecteerd onder Methode voor opgave IP-adres.
Hostnaam automatisch opvragen
Schakel dit selectievakje in als u een hostnaam van de DHCP-server wilt ontvangen.
Laat dit vakje leeg als u de hostnaam handmatig wilt invoeren. Het selectievakje is alleen beschikbaar als u Automatisch of DHCP hebt geselecteerd onder Methode voor opgave IP-adres.
Hostnaam
Voer de hostnaam in die wordt ondersteund door dynamische DNS (tussen 2 en 63 tekens). De hostnaam en de domeinnaam mogen niet langer zijn dan 251 tekens.
Domeinnaam automatisch opvragen
Schakel dit selectievakje in als u een domeinnaam van de DHCP-server wilt ontvangen.
Laat dit vakje leeg als u de domeinnaam handmatig wilt invoeren. Het selectievakje is alleen beschikbaar als u Automatisch of DHCP hebt geselecteerd onder Methode voor opgave IP-adres.
Domeinnaam
Laat dit veld leeg of voer twee of meer tekens van de domeinnaam in die door dynamische DNS wordt ondersteund. De hostnaam en de domeinnaam mogen niet langer zijn dan 251 tekens. U kunt alleen een domeinnaam invoeren als het selectievakje Hostnaam en domeinnaam automatisch opvragen niet is ingeschakeld.
Adres van netwerkinterface registreren bij DNS-server
Schakel dit selectievakje in als u de hostnaam en domeinnaam bij de DNS-server wilt registreren via de DHCP-server die dynamische DNS ondersteunt.
Om deze functie actief te maken moeten het DNS-serveradres, de hostnaam en de domeinnaam zijn ingesteld.
Rechtstreeks bij DNS-server registreren
Schakel dit selectievakje in als u de hostnaam en domeinnaam direct bij de DNS-server wil registreren.
Knop Verzenden
Hiermee geeft u de instellingen door aan het apparaat.
Knop Annuleren
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.

Bonjour

Item
Uitleg
Bonjour gebruiken
Hiermee schakelt u de functie Bonjour in en uit.
Bonjour-naam
Voer de Bonjour-naam in (tussen 2 en 53 tekens).
Printernaam
Voer de printernaam voor Bonjour in (tussen 1 en 41 tekens).
Opmerking:
Als u de apparaatnaam opgeeft in het scherm Beheergegevens kan deze instelling worden overschreven (afhankelijk van het model printer).
Bonjour-servicenaam
Voer de naam van de printer/scanner voor Bonjour in (tussen 1 en 41 tekens).
Opmerking:
Als u de apparaatnaam opgeeft in het scherm Beheergegevens kan deze instelling worden overschreven (afhankelijk van het model printer).
Locatie
Voer de naam van de fysieke locatie van de printer in.
Opmerking:
Als u de locatie opgeeft in het scherm Beheergegevens, wordt deze instelling overschreven.
Knop Verzenden
Hiermee geeft u de instellingen door aan het apparaat.
Knop Annuleren
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.

Internet

Item
Uitleg
Proxyserver gebruiken
Schakel dit selectievakje in om een proxyserver te gebruiken.
Adres
Voer de DNS-naam of het IP-adres van de proxyserver in. Deze optie wordt grijs weergegeven als het selectievakje Proxyserver gebruiken niet is ingeschakeld.
Poort
Voer het poortnummer (tussen 0 en 65535) van de proxyserver in. Deze optie wordt grijs weergegeven als het selectievakje Proxyserver gebruiken niet is ingeschakeld.
Opvragen uit browsergegevens.
Als u Microsoft Internet Explorer gebruikt als webbrowser, kunt u met een klik op deze knop de proxyserverinstellingen uit Internet Explorer overnemen. Deze optie wordt grijs weergegeven als het selectievakje Proxyserver gebruiken niet is ingeschakeld.
Verificatienaam
Voer een gebruikersnaam voor verificatie in die toegang geeft tot de proxyserver (max. 255 tekens).
Wachtwoord: de knop Wijzigen
Als u het wachtwoord wilt wijzigen, klikt u op deze knop om het dialoogvenster Wachtwoord weer te geven en vervolgens voert u een nieuw wachtwoord in (max. 256 tekens).
Internetverbinding regelmatig controleren.
Schakel dit selectievakje in om de status van de internetverbinding van het apparaat te controleren.
Opmerking:
Afhankelijk van het type verbinding dat u gebruikt, kunnen kosten worden aangerekend (het apparaat maakt immers verbinding met internet).
Knop Verzenden
Hiermee geeft u de instellingen door aan het apparaat.
Knop Annuleren
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.

WSD/LLTD

Item
Uitleg
WSD inschakelen
Hiermee schakelt u de functie WSD (Web Services on Devices) in en uit.
Apparaatnaam
Voer de apparaatnaam in (maximaal 127 bytes) voor WSD.
Locatie
Voer de naam van de fysieke locatie van de printer in.
LLTD inschakelen
Hiermee schakelt u de functie LLTD (Link Layer Topology Discovery) in en uit.
Apparaatnaam
Voer de apparaatnaam in (maximaal 32 tekens) voor LLTD.
Knop Verzenden
Hiermee geeft u de instellingen door aan het apparaat.
Knop Annuleren
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.

MS-netwerk

Om het apparaat te kunnen gebruiken in een Microsoft-netwerkomgeving moet u het apparaat configureren op het MS-netwerkscherm.

Standaard

Item
Uitleg
Bestands- en printerdeling voor Microsoft-netwerken gebruiken
Schakel dit selectievakje in als u gedeeld afdrukken via Microsoft-netwerk gebruikt. Dit selectievakje is ingeschakeld maar gedimd wanneer de gegevens van het apparaat worden verkregen via het NetBEUI-protocol.
Hostnaam
Voer de hostnaam in (maximaal 15 bytes). Zorg ervoor dat u een unieke naam gebruikt, zodat er geen conflicten ontstaan met andere apparaten in het netwerk.
Opmerking:
Als u de apparaatnaam opgeeft in het scherm Beheergegevens kan deze instelling worden overschreven (afhankelijk van het model printer).
Werkgroepnaam
Voer de naam van de werkgroep of de domeinnaam in die voor de Windows-netwerkomgeving wordt gebruikt (maximaal 15 bytes).
Knop Verzenden
Hiermee geeft u de instellingen door aan het apparaat.
Knop Annuleren
Hiermee annuleert u eventuele wijzigingen.